advies regiovisie jeugdhulp

ADVIES Regiovisie ‘Samen werken aan de specialistische jeugdhulp’
Datum advies: 10-08-2021
Onderwerp: Regiovisie ‘Samen werken aan de specialistische jeugdhulp’
Betreffende stuk: Opgesteld: maart – juli 2021
Ontvangen: 14-07-2021

Geacht college,

Graag adviseren wij over de regiovisie specialistische jeugdhulp.
Ons advies is in hoofdlijnen positief. De regiovisie beklemtoont de noodzaak en ambitie van grote
veranderingen in het veld van de (specialistische) jeugdhulp in een door ons gewaardeerde richting
naar meer nabijheid, meer preventie, meer continuïteit, meer kansen op regie van cliënt, meer
inbedding in de samenleving.
Wij wensen de verantwoordelijke wethouder(s) veel succes bij de realisatie.
Graag maken wij aan de hand van de nota enkele opmerkingen.
Voorafgaand daaraan een opmerking over de procedure.
Zoals u schrijft zijn de participatieraden in de regiogemeenten betrokken bij de ontwikkeling van deze
regiovisie. Helaas merkten wij dat de plannen daarvoor ambitieuzer waren dan in de praktijk
(kennelijk) haalbaar. De participatieraad ontving soms laat, of na aandringen, de benodigde
informatie; regionaal overleg van de raden met de betrokken beleidsambtenaren was zeer moeizaam –
o.a. door online vergaderen met een groot en heterogeen gezelschap – en de verwachtingen van de
ambtenaren jegens de raden waren niet realistisch (zoals met name een gezamenlijk advies binnen
enkele dagen). Van interactie tussen de raden en de ambtenaren was zodoende veel minder sprake dan
gewenst.
Uiteindelijk zijn de opmerkingen van de gemeentelijke participatieraden wel gewogen en
becommentarieerd door de ontwerpers van de regiovisie.
a. In de tekening bij paragraaf 2 ontbreekt de buurt (de wijk)
b. Opvallend is het grote aantal aanbieders van begeleiding en behandeling.
Een belangrijk criterium voor passende en effectieve hulp is dat er een vaste relatie mogelijk is tussen
cliënt en hulpverlener, dat er sprake is van continuïteit en dat de cliënt en/of zijn vertrouwenspersonen
optimaal regie kan blijven voeren. Goede specialistische jeugdzorg vergt dan ook nauwe samenhang
tussen de betrokken hulpverleners onderling en tussen hen en de cliënt(en) en diens informele
ondersteuners/verzorgers.
Het lijkt ons onmogelijk een dergelijke nauwe samenhang tot stand te brengen met 70, respectievelijk
90, verschillende aanbieders in de regio.
Het grote aantal instellingen, elk met eigen bureaucratie (m.n. registratie, cliënten- en
ondernemingsraad, verrekeningen), maakt het ook erg lastig om zicht te krijgen op de tevredenheid
van de cliënten, op de aansluiting van de geleverde zorg op de regionale behoeften, de effectiviteit en
de totale kosten van de geleverde zorg.
Wij adviseren toe te werken naar 1 of 2 instellingen die een aanbod hebben dat past bij de hulpvragen
in de regio, met een bestuur (of raad van toezicht) en een cliëntenraad vanuit de regio en die nauwe
samenwerking met de eerstelijns zorg realiseren.
ADVIES Regiovisie ‘Samen werken aan de specialistische jeugdhulp’
c. Een goede stap is het stimuleren van de samenwerking, leidend tot regionale teams, van de Breed
Spectrum Aanbieders. Toch valt op dat zij gezamenlijk ‘slechts’ ca. 2.000 kinderen ondersteunen,
terwijl er 7.956 kinderen begeleid of behandeld zijn in 2020, naast nog 1.011 die specifiekere vormen
van hulp kregen. Zelfs al zitten in deze getallen veel dubbeltellingen, dan nog lijkt het aandeel van de
BSA beperkter dan o.i. zinvol is voor een sterk regionaal samenhangend stelsel.
d. Het lijkt ons van groot belang te onderzoeken welke factoren maken dat er een stijging is in het
gebruik van de specialistische jeugdhulp en waarom deze hulp langer duurt. Er zijn sterke vermoedens
dat het ontbreken van een sterke lokale infrastructuur, goede eerstelijns jeugdhulp, en het te weinig
benutten van lokale (informele) netwerken daar een rol in spelen, maar ook zijn er aanwijzingen dat
het voor jongeren moeilijk is om eigen huisvesting te verwerven. Het is onwenselijk dat zij hierdoor
langer in een kostbare begeleidings- of behandelingssituatie blijven dan doelmatig is.
Wij wijzen u er op dat jongeren die verblijven in een gezinshuis of woonvoorziening onder het regiem
van de (verlengde) jeugdwet bij de stap naar zelfstandig wonen – al dan niet met externe begeleiding –
een financiële achteruitgang voor lief moeten nemen van vele honderden euro’s.
e. Een belangrijk aandachtspunt betreft de expertise die nodig is om tot een indicatie voor
(specialistische) jeugdhulp en de eventuele verlenging daarvan te besluiten. Daar waar de wijkteams al
matig zijn toegerust voor jeugdhulp is het zeer de vraag of zij wel toegerust zijn voor de juiste
indicatiestelling en het bewaken van de voortgang. Door versterking van de eerste lijn en door het
organiseren van specialistische consultatie vanuit de tweede lijn naar de eerste lijn kan vermoedelijk
zowel de kwaliteit als de snelheid van de zorg verbeteren, maar tegelijkertijd komt daardoor de
objectieve beoordeling van een indicatie onder druk.
Van groot belang achten wij dat bij de indicatiestelling en het besluit tot inkoop van specialistische
hulp, zeker als deze ook een verblijfscomponent heeft, gezamenlijk heldere en concrete doelen worden
afgesproken, dat er duidelijke taakstellingen geformuleerd zijn bij de start van een behandeling en/of
verblijf en dat verlengingen van indicaties gebeuren op grond van adequate evaluaties en het
formuleren van haalbare en door cliënt en betrokkenen gewenste doelen.
f. Zorgwekkend is de gesignaleerde trend dat specialistische jeugdzorg minder terecht komt bij de
jongeren uit milieus met een lagere sociaal economische status. Juist voor deze groep is het gezegde ‘it
takes a village to raise a child’ van waarde: de lokale zorg en vertrouwdheid, benaderbaarheid en
doelgerichtheid. Het is duidelijk dat de gangbare wachttijden voor de specialistische hulp, soms
oplopend tot meer dan een jaar, vaak ook gepaard gaande met personele wisselingen, een zeer negatief
effect hebben op de motivatie en het vertrouwen van kwetsbare cliënten. Deze cliënten hebben vaak
zelf al een heel traject doorlopen alvorens de hulpvraag bij een hulpverlener of vrijwilliger terecht
komt.
g. Met waardering nemen wij daarom kennis van de opmerkingen over versterking van lokale
ondersteuning, van het onderkennen van het belang van armoedebeleid en schuldhulpverlening.
Wat wordt concreet bedoeld met de opmerking ‘we gaan gerichter onderzoeken hoe we gezinnen met
een lagere s.e.s. beter kunnen bereiken’? Het is algemeen bekend dat het benutten van
vertrouwenspersonen uit de omgeving van deze gezinnen, het bieden van houvast door continuïteit en
beschikbaarheid (ook buiten kantoortijden) in de zorg en het consequent respecteren van de regie van
de cliënten hier een belangrijke rol spelen in het realiseren van passende ondersteuning.
h. Ook is bekend dat er bij de aanbieders een neiging is in te zetten op de ‘lichtere’ problematiek, zich
te richten op die doelgroepen die het beste passen bij de gebruikte – vaak enkelvoudige – methoden.
ADVIES Regiovisie ‘Samen werken aan de specialistische jeugdhulp’
Zeker bij gezinnen met een lage s.e.s. is vrijwel altijd sprake van meervoudige problematiek: wonen,
werk, inkomen, leren, gezondheid, sociale netwerken, vrijetijdsbesteding etc. zijn bij velen niet vrij
van zorgen. Ook daarom is lokale aanpak met een wijkteam met brede expertise, met een duidelijke
coördinatierol, en van lokale steunnetwerken van waarde.
i. Een kritisch oog op de efficiëntie van overleggen lijkt ons niet misplaatst. Situaties waarbij
afhankelijke kinderen/jongeren en/of hun ouders staan tegenover vele beroepskrachten lijken (nog)
veel voor te komen – nog afgezien van de personele wisselingen die plaatsvinden in de loop van de
tijd. Ook zou cliëntgericht maatwerk sterk de voorkeur mogen genieten boven het regime van de
gewoontes of de bureaucratische procedures waar een individuele werker niet van af durft te wijken,
omdat de instelling het zo voorschrijft, of de papieren of de computer op voorhand al zo gestructureerd
zijn dat maatwerk nauwelijks mogelijk is.
j. Van harte onderschrijven wij de wens dat elk kind opgroeit in een gezin of een daarop lijkende
situatie. Waar dit niet meer lukt, of niet meer wenselijk is in de thuissituatie ondersteunen wij het
toewerken naar een gedifferentieerd aanbod van opvang-, gast- en pleeggezinnen, met
verblijfsmogelijkheden van enkele uren per week tot dagelijks. Vaak kan zo dan de coördinerende rol
van de directe hulpverlener (wijkteam) of een lokale vrijwillige ondersteuner (maatje, mentor) intact
blijven.
Gezinshuizen en andere intensieve ondersteuningsfaciliteiten behoeven een nauwkeurige indicatie en
vaststelling van haalbare doelen en daarbij in te zetten begeleidingsmethoden.
k. Uiteraard zijn wij positief over de ambities tot effectiever samenwerken in de
jeugdbeschermingsketen. Ook hier geldt dat nabijheid en snelheid van grote waarde zijn. Evident is
dat het opbouwen van een sterk netwerk moeilijker wordt naarmate er meer deelnemers zijn.
l. Zeer belangrijk is de investering in de lokale – gemeentelijke of wijkgebonden – hulp-/zorgverleners
en vrijwilligers, alsmede de aansluiting daarop van de specialistische jeugdhulp, zoals bepleit in
hoofdstuk 4.2. Door middel van consultatie, casuïstiekbesprekingen en andere werkvormen is veel
overdracht mogelijk van de expertise van de specialisten naar de basis. Van belang is dat de
vertrouwensrelatie die de cliënt(en) met de lokale werkers of vrijwilligers heeft opgebouwd en de
ingezette werkwijze betrouwbaar kan worden voortgezet en versterkt.
Nauwe samenwerking tussen de praktijkondersteuners en de lokale jeugdhulpteams lijken ons van
groot belang. Soms is de medische, soms de sociale ingang voor de cliënt het best passend. Goede
contacten met het onderwijsveld zijn uiteraard evenzeer nodig.
m. Er zijn, ook in Eemland, regionale netwerkbijeenkomsten voor hulp- en dienstverleners die met
kinderen in de knel werken. Deze bijeenkomsten bereiken een breed veld: onderwijs, kinderopvang,
wijkagenten, wijkteams, vrijwilligersprojecten, specialistische instellingen, huisartsen(ondersteuners),
etc. Bijdragen van ervaringsdeskundigen stimuleren de kwaliteit van ieders werken.
Mogelijk kan een dergelijke netwerkbijeenkomst ook op gemeentelijk niveau een impuls geven aan de
samenwerking en expertise.


Met vriendelijke groet,
namens de Participatieraad Leusden en de Raad voor Cliëntenparticipatie Leusden,
Jan Burger